Achteraf vroeg Piet zich wel eens af of hij nooit spijt had gehad van het feit dat hij indertijd gekozen had voor een opleiding om apotheker te worden. Het was een pittige opleiding geweest en als hij er goed over nadacht kwam het er eigenlijk op neer dat je op dat terrein nooit uitgestudeerd raakt: in zijn dagelijkse praktijk ging er bijna geen week voorbij of er waren wel weer nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de geneeskunst en de medicijnen die konden helpen bij allerhande kwalen en ziektes. Zelf was hij er weleens verbaasd over dat het soms heel lang had geduurd voordat voor bepaalde kwalen medicijnen werden ontwikkeld die prima bestrijdingsmiddelen bleken te zijn en dat heel veel mensen die jarenlang met zo’n kwaal hadden getobd, door zo’n medicijn ineens weer van het leven konden genieten. En hij mocht in zo’n proces een bescheiden rolletje spelen. Want hoe zouden die medicijnen bij de mensen moeten komen als er geen doorgevers bestonden? Daar was dus best een pittige opleiding voor nodig, al was het alleen maar om een klein beetje naast al die klanten te staan. En te blijven staan.
Toen hij zijn opleiding had afgerond en om zich heen keek of hij zijn opgedane kennis ook ergens in praktijk zou kunnen brengen, deed zich een bizonder frappante ontwikkeling voor. In het stadje waarin hij was geboren en opgegroeid, was een apothekerswinkel gevestigd, en zegge en schrijven één maand nadat hij zijn studie had afgerond, kwam hij erachter dat de eigenaar van die winkel om leeftijdsredenen een opvolger zocht. Omdat Piet er absoluut zeker van was dat hij zo’n kans geen tweede keer zou krijgen, waren ze het na één uur praten helemaal eens: ze trokken er een half jaar voor uit om Piet goed in te werken, en daarna zou die man zich terugtrekken en mooie reisjes door Europa gaan maken. Het was heel geruststellend voor de nieuwe apotheker dat de twee assistentes met jarenlange ervaring er geen seconde aan twijfelden: ze bléven. En graag ook!
Wat hij zich van tevoren nooit had gerealiseerd, was dat je heel veel mensen in zo’n winkel vooral van hun kwetsbare kant kon zien. Per slot van rekening kwamen zij niet voor niks medicijnen in zijn winkel halen, en was het hem na zoveel ervaring tamelijk duidelijk geworden waarom zij juist deze medicijnen nodig hadden. Bij elke pil hoort een kwaal, en na een paar jaar wist hij precies welke pil er bij welke kwaal hoorde. Zolang dat – vroeger – beperkt bleef tot paracetamolletjes en diens broertjes en zusjes, was er nog niet zoveel aan de hand, maar in de loop der jaren hadden de apothekers hun cliënten voor dat soort medicijnen noodgedwongen moeten afstaan aan het plaatselijke kruitvat. Dat betekende wel dat er bij de resterende klanten iets aan de hand was dat niet met een simpel pilletje was op te oplossen. Hij kon er dan ook van uitgaan dat de mensen die sindsdien naar de apotheek gingen, medicijnen nodig hadden voor kwalen die ingewikkelder waren.
In het begin had Piet nooit een verband gelegd tussen het medicijn dat bij hem over de toonbank ging en de man of vrouw die aan de andere kant van die toonbank dat doosje of die doos in ontvangst nam. Maar in de loop der tijden kwam dat verband toch langzaam maar zeker op gang. Het gekke was dat dit niet alleen gebeurde op het moment dat die doosjes over de toonbank gingen, maar ook op heel andere plaatsen. De eerste keer gebeurde dat bij de plaatselijke Albert Heijn, toen er in de rij voor de kassa de man stond die gisteren in de apotheek van Piet nog een doosje Finasteride had afgehaald. Piet had dat al wat vreemd gevonden: doorgaans werd die bestelling door een vrouw opgehaald, maar nu ineens stond daar een man. Die man. En er was geen enkele twijfel mogelijk, want het is een medicijn voor mannen, en vrouwen hebben er helemaal niks aan.
Wat die man betreft: het bleef niet bij die eerste ontmoeting. Telkens als hij hem ergens tegenkwam, was het eerste wat Piet dacht: Hé, dat is die man of die vrouw van dat spul. En in een niet al te grote woongemeenschap kom je zo iemand zo nu en dan echt wel eens tegen: bij de kruidenier, in de schoenenwinkel of de doe-het-zelf-zaak: die ene man had voor hem langzaam maar zeker een Finasteride-gezicht gekregen. En toen het zover was gekomen had hij van Piet ook een andere naam gekregen: Koos Finasteride.
Het bleef niet bij die ene man en die ene kwaal. In de loop der jaren had Piet zijn kennis op dat gebied ambtshalve aanzienlijk uitgebreid, en was hij in zijn apotheek ook steeds meer mensen tegengekomen die liever niet met hun kwaal liepen te pronken. En dan hebben we het echt niet over een scheefgegroeide grote teen, een pukkeltje in een neus of een verstopt oor. Toen het eenmaal zover was gekomen, bleef het niet bij één zo’n bijnaam. Zo kwam hij er ook achter dat de vrouw van die Koos regelmatig bij hem doosjes Furosemide ophaalde en van haar voornaam Jannie heette, en dat deze vrouw bevriend was met Ellie Acenocoumarol Aurobindo. Voor Piet waren dat op de duur meer begrijpelijke, achternamen dan bijvoorbeeld Jannie van den Schaafsheuvel of Ellie van Hoempelaren.
Voor Piet bleven al die klanten op deze manier allemaal herkenbaar. Bijna iedereen die hij na een jaar of tien praktijkervaring had leren kennen, was voor hem een man of vrouw met een medicijn-naam geworden. Als hij in die tijd door het dorp wandelde of in een park op een bankje zat, kwam er altijd wel een klant langs lopen en die groette hem dan vriendelijk zonder te weten welke rare naam hij of zij van Piet had gekregen. Soms zag hij zelfs een echtpaar voorbij komen, die allebei een naam van hem hadden gekregen die er niet op duidde dat zij met elkaar getrouwd waren.
Het gebeurde nogal eens dat hij er zichzelf op betrapte dat die namendoenerij eigenlijk maar raar was. Bijna al zijn patiënten had hij in de loop der jaren een andere naam gegeven, en hun eigen naam was hij in veel gevallen gewoon vergeten. En dat hij hen bijna allemaal de naam van hun medicijndoosje had gegeven, paste – dacht hij – helemaal bij zijn functie: hij wist meteen waar zo’n patiënt voor kwam, hoewel die patiënten later toch ook weleens voor heel andere kwalen bij hem om medicijnen kwamen. Op de één of andere manier was het allemaal gewoon bij hem binnengeslopen. En hoe vaker hij daarover nadacht, hoe meer moeite hij ermee kreeg. Hoe kwam het toch dat hij het bij zichzelf zover had laten komen?
Tot daar op de twaalfde september van vorig jaar ineens een enorme kentering in kwam. Hij stond bij de plaatselijke kruidenier op zijn beurt te wachten toen er ineens een bekend gezicht naast hem kwam staan. Hij groette die vrouw vanzelfsprekend met een opgewekt ‘Hallo Linda’, slikte de door hem verzonnen achternaam in en vroeg zelfs niet eens hoe het met haar gezondheid stond. Zij op haar beurt keek hem tamelijk doordringend aan, en antwoordde:
‘Tsja, het is wel raar, maar ik weet even niet meer hoe u van uw achternaam heet. Wij noemen u altijd Piet Pillenpot!’
Het kostte hem best veel moeite om al de echte namen er weer in te krijgen, maar een goed half jaar later was dat toch gelukt!
-o-o-
Nelleke de Veen zegt
Hallo Jaap,
Bedankt voor het delen van je verhalen, ik heb er van genoten 🙂
Jaap van den Beukel zegt
Wat fijn dat je ervan hebt genoten!