Ze waren het er al jaren over eens: ze hadden met elkaar een heel gezellig clubje. Elke week kwamen ze op donderdagmiddag om een uur of half twee bij één van de ‘leden’ thuis bij elkaar, en als er eens iemand vijf of tien minuten te laat was, dan was dat geen enkel probleem. Ze begonnen met een kopje koffie of thee naar keuze, er werd een eenvoudig koekje bij geserveerd en dan kwamen de verhalen over de belevenissen van de afgelopen week langzaam op gang.
Ze noemden het ‘club’, maar hun groep had geen enkele officiële status. Ze waren nergens ingeschreven, hadden geen statuten en geen bestuur, en maakten geen notulen. Je kon geen lid worden als je jonger dan zeventig jaar was, de ledenlijst moest bestaan uit evenveel mannen als vrouwen en mocht in totaal nooit langer zijn dan acht namen. Omdat de club dit jaar haar dertigjarig bestaan vierde, was er in de ledenlijst weleens iets veranderd als er weer één van de leden was overleden, en op die leeftijd gebeurde dat nogal eens. Vanzelfsprekend gingen ze dan allemaal naar de begrafenis en konden er op de eerstvolgende bijeenkomst voorstellen worden gedaan om de lege plek te vullen. En omdat er al die jaren door de enthousiaste verhalen een wachtlijst was ontstaan, was dat niet zo’n probleem.
Er was ook nog nooit een agenda geweest. Logisch: het enige agendapunt was bij iedere bijeenkomst precies hetzelfde: hoe was jouw week? Wat is er gebeurd, wat heb je gedaan en meegemaakt, hoe heb je je gevoeld, wie heb je ontmoet, waar ben je geweest, wat heb je voor nieuwe dingen gekookt, enzovoort, enzovoort. En hoewel dat zo ongeveer het saaiste lijkt wat een mens maar kan bedenken, zagen ze toch kans daar elke week iets boeiends van te maken. Kortom: het was elke week hartstikke gezellig, en na afloop kwamen ze altijd allemaal vrolijk thuis. Na al die bijeenkomsten wisten ze precies wat hij of zij gedaan had, niet alleen die week maar ook al die andere weken daarvóór, zolang ze al lid waren. En wat helemaal belangrijk was: de club was een prachtig middel tegen eenzaamheid.
Tenminste: dat was de bedoeling, zo was het al dertig jaar gegaan en daar waren ze allemaal blij en gelukkig mee geweest.
Totdat.
Totdat Geert op 93-jarige leeftijd overleed en zijn plaats werd ingenomen door Johan. Vergeleken met Geert was hij met zijn 70 jaar en twee maanden nog een jonkie. De eerste drie keren dat Johan de bijeenkomst had bijgewoond, was dat voor hem een soort ontdekkingstocht geweest, maar al bij zijn vierde bezoek vroeg hij tot ieders verbazing na tien minuten het woord:
‘Eh, ja, ik eh eh, ben hier nu voor de vierde keer. De allereerste keer vond ik het erg boeiend om jullie allemaal een beetje te leren kennen, de tweede keer vond ik het iets saaier, en de derde keer nog een beetje. Ik heb daar deze week flink over na lopen denken. Die eerste keer vertelde Frieda dat de aardbeien bij de Boni een kwartje goedkoper waren dan bij Albert Heijn. Kees had in het ziekenhuis foto’s van zijn hart had laten maken en een mooie uitslag meegekregen. De kleinzoon van Walda ging met de Vierdaagse meedoen, de buurman van Greta was van z’n fiets gevallen en had een gebroken pols opgelopen, enzovoort. De donderdag daarna meldde Hanna dat de worteltjes bij Albert Heijn een kwartje goedkoper waren dan bij de Boni. De dochter van Mark ging op vakantie naar Italië, de dochter van de buurman van Hans speelde voortaan in het eerste van de korfbalclub. En toen dacht ik: als ik vijfennegentig mag worden en we komen elk jaar een keer of veertig bij elkaar, dan mag ik nog duizend keer over al die dingen meepraten. En toen vroeg ik me ineens af: Kunnen we het met elkaar niet een beetje boeiender maken? ‘
De zeven anderen hadden zijn verhaal met toenemende spanning aangehoord. Eerst dachten zij: ‘Niet leuk, al die kritiek’, maar toen Johan was uitgesproken viel er even een stilte. Die duurde niet langer dan een seconde of tien, toen schraapte Hans z’n keel en vroeg:
‘En waar heb jij dan aan gedacht?’
‘Eh, ja, eh, ik dacht: misschien kunnen we het over heel andere dingen hebben. Zo heb ik een goede vriend die mij vorige maand vertelde dat hij een jaar of veertig geleden iets heel bizonders had meegemaakt, dat nooit aan iemand had verteld en het daar best moeilijk mee had gekregen. Ik was de eerste aan wie hij dat geheim durfde te vertellen en dat heeft hem helemaal opgelucht. En toen dacht ik: ik heb ook weleens iets geheim gehouden, en misschien zou het heel goed zijn als ik dat kwijt kon. En als ik de lijn dan doortrek is het best mogelijk dat wij hier allemaal……’
Gerda was de eerste die de spanning doorbrak: ‘Dat lijkt me een schitterend idee!’
De andere zes bleken het daar helemaal mee eens te zijn, zij het dat de één wat enthousiaster was dan de ander.
De rest van deze bijeenkomst werd alleen maar aan dit ene, nieuwe onderwerp besteed. Hoe gingen ze dat doen? Hoe konden ze er zeker van zijn dat hun geheim niet de wereld in ging als het hier besproken werd? Ze besloten om daar volgende week de hele bijeenkomst aan te wijden. En zou Johan er over willen nadenken hoe dat dan allemaal zou moeten?
Dat deed hij en dat legde hij in de volgende bijeenkomst op tafel.
Het leek net alsof de sfeer die volgende keer al bij binnenkomst anders was dan anders. Je kon het aan de gezichten zien: het was alsof er meer spanning op lag. En nog voordat het eerste kopje koffie was ingeschonken, had gastheer Hans met één klein, eenvoudig woordje de achtergrond van die spanning op tafel gelegd. Hij keek Johan aan en zei:
‘En?’
Dat ene woordje was genoeg om alle hoofden in de richting van Johan te laten gaan. Hij glimlachte en legde meteen zijn ideeën op tafel. De aandacht was zo groot dat ze vergaten om koffie te drinken.
Johan nam bescheiden het woord:
‘Ja, kijk, ik zal jullie vertellen wat ik heb bedacht. En voor alle zekerheid: jullie hoeven het daar niet mee eens te zijn.’
Hij legde zijn plan op tafel:
‘Ik wil dit voorstellen: We schrijven allemaal op een blanco vel papier iets wat wij al jarenlang geheim hebben gehouden en aan niemand hebben verteld. En we doen dat zo, dat niemand die dat leest kan raden wie dat geschreven heeft. Zo is het bijvoorbeeld best belangrijk dat we geen namen noemen en zeker niet laten merken of het geschreven is door een man of een vrouw. Als je dat geschreven hebt, doe je het in een blanco envelop en die doe je de komende week ’s avonds na negen uur bij mij in de brievenbus. Dan is het wel donker, maar ik zal er voor alle zekerheid voor zorgen dat de gordijnen dan gesloten zijn, zodat ik niet kan zien wie die envelop gebracht heeft. En eventueel kun je die brief door iemand anders laten bezorgen. Ik zal die brieven kopiëren en ze volgende week uitdelen. Dan kunnen we ze daarna bespreken.”
Het leek alsof er een zucht van verlichting door de kamer ging. Ineens pakten acht verschillende handen een kopje koffie van de tafel. De eerste die iets zei was wederom Hans:
‘Geweldig. Helemaal mee eens. En jullie?’
Zijn mening werd door nog eens zes aanwezigen gedeeld.
De daaropvolgende dagen vond Johan zeven enveloppen in zijn brievenbus. De enveloppen zagen er in grote trekken precies hetzelfde uit, de inhoud daarvan niet: veel groter kunnen de verschillen tussen mensen niet zijn, dacht hij. Héél veel groter dan de aanblik die hij op de vroegere clubbijeenkomsten had kunnen bedenken.
De eerste brief bevatte twee duidelijke zinnen:
– ‘Toen ik vijfendertig jaar getrouwd was, ontdekte ik dat ik
biseksueel was. Dat is twaalf jaar geleden, ik heb het een paar keer in de praktijk kunnen en mogen brengen, maar ik heb het nooit aan mijn partner verteld.’
Johan keek even de kamer rond en ontdekte dat alle andere aanwezigen toch wat ongemakkelijk keken. Ze denken toch niet dat ik….. Dat was ook bij de tweede brief het geval:
– ‘Ik ben meer dan twintig jaar regelmatig naar naturistencampings geweest en kan daar nog steeds erg van genieten, maar ik heb dat nooit aan vrienden en familie durven vertellen.’
De derde:
– ‘Toen mijn ouders overleden, mocht ik de erfenis afhandelen. Nu,
tientallen jaren later krijg ik nog wel eens van mijn broers of zussen te horen dat die opbrengst hen toen erg tegengevallen is.’
De vierde:
– Hoe ik de afgelopen week mijn hersens ook heb gepijnigd: ik heb niets kunnen ontdekken waar ik mijn leven lang spijt van heb gehad. Is het raar als ik daarom nu geen sorry, sorry, sorry zeg?
De vijfde:
– ‘Toen ik 22 was had ik verkering met iemand aan wie ik had beloofd dat we volgend jaar zouden trouwen. Op een dag ben ik zomaar en ineens weggegaan en daarna heb ik nooit meer iets van me laten horen.’
De zesde:
– ‘Toen ik 27 was, kreeg ik het verzoek van een beroemde fotograaf of hij foto’s van mij mocht nemen. Naaktfoto’s. Daar heb ik in toegestemd zonder het aan mijn partner te vertellen. ‘
De zevende:
– ‘Veel jaren geleden hadden wij buren met een hele vervelende hond. Dat beest werd nooit goed uitgelaten en deed zijn behoefte altijd bij ons in de achtertuin. Dat was ik uiteindelijk zo zat, dat ik iets lekkers in de tuin heb gelegd en er iets in heb gedaan wat het beest niet heeft overleefd.’
Op de eerstvolgende donderdagmiddag was iedereen precies op tijd aanwezig. Die bijeenkomst werd bij Frieda thuis gehouden. Om één minuut over half twee opende zij de bijeenkomst en gaf meteen het woord aan Johan. Je kon aan de gezichten zien dat er heel veel spanning op zat. Er werd niet eens tijd voor de gebruikelijke kop koffie ingeruimd.
Johan begon schuchter. ‘Ja, hoe zal ik beginnen? Twee dagen na onze vorige bijeenkomst waren er al zeven brieven in mijn brievenbus gestopt. Ik heb me aan mijn belofte gehouden: ik heb niemand gezien. En iedereen heeft zich aan de afspraken gehouden: ik weet absoluut niet wie welke brief heeft geschreven en ook niet of de schrijver een man of een vrouw is.’
Hij bukte zich, haalde een stapeltje brieven uit zijn tas en legde dat op tafel. Vervolgens pakte hij de bovenste brief, vouwde hem open en las hem voor: het was die brief over de erfenis. Daarna kwam de naturistencamping ter sprake, vervolgens de in de steek gelaten trouwkandidaat, de biseksueel, degene zich geen enkele schulddaad kon herinneren, toen de naaktfotograaf en tenslotte de vergiftigde hond…….. En het was heel frappant: bij elke brief die hij voorlas kreeg één van de aanwezigen een vuurrood hoofd. Wat dat betreft hadden ze net zo goed hun naam eronder kunnen zetten.
Toen Johan alle brieven had voorgelezen, zei hij:
‘Zo, dat zijn ze dan. Nu weten we in ieder geval waar wij het de komende weken over kunnen hebben.’
Er viel een diepe stilte. Het was Frieda die daar op een bescheiden manier een eind aan maakte:
‘Eh, eh, eh, wat goed dat we allemaal meegedaan hebben. Maar eerlijk gezegd: Als ik goed geteld heb, waren dat zeven brieven en we zijn met ons achten…..’
Toen werd het achtste hoofd vuur- en vuurrood: dat van Johan.
Na een seconde of tien en een steeds roder hoofd, stond hij op en liep de kamer uit. Alsof ze het hadden afgesproken, stapten de zeven anderen eveneens op en liepen Johan achterna. Eén daarvan ging breeduit voor de voordeur staan, een ander voor de achterdeur, zodat beide vluchtmogelijkheden waren afgesneden. Het was Kees die al zijn moed bij elkaar raapte en het woord nam:
‘Ja, alles goed en wel, maar waar blijf jij?’
Het bleef nog even stil. Toen liep Kees op hem af en schudde flink aan Johans’ arm.
‘Nou en?’
Johan begreep dat hij er niet langer onderuit kon. Hij stotterde:
‘Ja, eh, ja, toen ik alle brieven had gelezen, durfde ik er niet meer voor uit te komen wat ik in mijn leven allemaal geheim gehouden heb. En nu ik het toch moet zeggen: al die dingen die jullie met z’n allen jarenlang geheim gehouden hebben, heb ik in mijn eentje gedaan en geheim gehouden. Bij jullie met elkaar gaat het in totaal om zeven dingen, bij mij alleen ook, en dan nog zo ongeveer dezelfde dingen. Ik hoop dat jullie nu begrijpen dat ik er nogal mee zat.’
Het frappante was dat de sfeer in de daaropvolgende bijeenkomsten een stuk opener werd. Er werd tenminste over echte dingen gepraat, over dingen die de moeite waard waren.
En aan het eind van elke bijeenkomst kon je – als je daar goed op lette – zien van wie het geheim was dat ze die middag besproken hadden en hoe opgelucht degene was die dat geheim op tafel had gelegd. Na acht bijeenkomsten was de totale sfeer veel opener en hartelijker dat het in al die jaren was geweest. En Johan gaf eerlijk toe dat hij nog nooit in z’n leven zo bevrijdend had kunnen praten en wat een ontzettend positief gevoel hem dat had gegeven.
‘Jullie worden allemaal hartstikke bedankt.’
Hij zei het met een open, vrolijk gezicht.
-o-o-
Geef een antwoord