Om het héél voorzichtig te zeggen: Kees keek met enigszins gemengde gevoelens terug op het feest dat vorige week ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag was gehouden. Want hoewel iedereen bij binnenkomst hem heel enthousiast had begroet en gefeliciteerd, en hij van vrijwel alle dames een lieve, spontane kus had gekregen, waren er in de loop van de avond toch ook wel wat minder positieve geluiden te horen. Die geluiden gingen er bij elkaar genomen toch een beetje op lijken dat hij eigenlijk blij mocht zijn dat hij nog zo fit was en er ook nog zo uitzag, maar dat zijzelf toch wel last van vergeetachtigheid kregen, of sneller moe waren, of, of, of…. En dat waren dan nog wel een paar van de eenvoudigste kwaaltjes, al wisten zij – zeiden ze daarbij wel – dat dit bij de leeftijd hoorde. Maar toch….
Het kwam er eigenlijk op neer dat hij wel eens naar de dokter of de psycholoog mocht gaan omdat het niet normaal was dat hij op die leeftijd nog nergens last van had.
Hij had daar zelf nog nooit zo uitvoerig bij stilgestaan, maar zo nu en dan had hij zich er toch wel eens op betrapt dat hij iets vergat, en dat dit vooral zo was op het gebied van namen. Er ging bijna geen dag voorbij of hij kon niet meer op de naam van die komen, of van die, of van haar. Maar als hij zichzelf daar weer op betrapt had, stopte hij dat snel heel ver weg, want daar wilde hij absoluut geen last van hebben. ’t Zou wel weer overgaan. Dacht hij. Wilde hij. En het gekste was natuurlijk dat die naam hem wel te binnenschoot op momenten dat dat helemaal niet meer nodig was.
Nog gekker was dat ook het tegenovergestelde soms bij hem voorkwam, want dan had hij het gevoel dat het bij hem precies omgekeerd in elkaar stak. Dan betrapte hij zich er bij voorbeeld op dat hij zomaar liedjes uit zijn jonge jeugd liep te fluiten of te zingen. Voor de hedendaagse toptien had hij al jarenlang geen enkele belangstelling meer, maar die jeugdversjes zaten als het ware in zijn geest gebakken en waren daar met geen mogelijkheid meer uit te krijgen.
Meestal deed hij dat volkomen gedachteloos: die liedjes kwamen als vanzelf boven drijven, en hadden – zo stelde hij dan vast – dus
ongemerkt tientallen jaren in zijn diepste diep opgesloten gezeten. Al die jaren had hij geen seconde aan die liedjes gedacht en dan ineens: daar was er dan weer één.
Het vreemde was dat die liedjes vaak naar boven kwamen als hij daar op de één of andere manier in zijn dagelijkse leven mee werd geconfronteerd: als er plotseling zomaar ineens en zonder enig verband een woord, gedachte of gebeurtenis bij hem naar boven kwam die met dat woord te maken had. Zo liep hij vorige week tijdens het boodschappen doen in een grote supermarkt ineens zachtjes te neuriën. Het kostte hem even moeite om te ontdekken wat dat voor liedje was en hoe het heette, maar die vragen had hij binnen één minuut beantwoord: het was: ‘Hoedje van, hoedje van, één twee drie vier, hoedje van papier, heb je dan geen hoedje meer, maak je d’r één van bordpapier….’
Jaren, járen geleden was dat een kinderliedje geweest dat ineens door een fabrikant van toiletpapier op alle mogelijke manieren werd gebruikt: je kon toen de radio – en later ook de televisie – niet aanzetten, of je hoorde het liedje zingen….: ‘Popla wel duizend vel, één twee drie vier sterk toiletpapier’. Een tricky onderwerp, waarop in de kortste keren allerhande dubieuze variaties werden bedacht en gehoord. En erg smakelijk waren die variaties niet, zeker niet toen ook nog even duidelijk werd gemaakt dat een koning, een keizer en een admiraal vaste gebruikers van dat product waren.
En dát lied liep Kees dus ineen te neuriën toen hij tientallen jaren later langs forse stapels toiletpapier liep, die in die supermarkt in de aanbieding waren.
Toen hij dat ontdekt had, gleed er een glimlach over zijn gezicht: al die tientallen jaren had dat liedje diep in hem verborgen gezeten en ineens was het daar weer….. Wat zit een mens toch wonderlijk in elkaar!
Op de één of andere manier liet dat onderwerp hem minder snel los dan het gekomen was. Vorige week wandelde hij op een fraaie zomermiddag door dat mooie park in zijn woonplaats en daar was het ineens weer: zo’n liedje – maar wel een heel ander – met bijbehorende tekst. Op een bankje zag hij drie oudere mannen zitten, heerlijk in het zonnetje, en het duurde geen tien tellen of hij neuriede dat liedje van heel vroeger: ‘Ouwe taaie, jippie jippie jéééé, ouwe taaie, jippie jippie jééé, en de zon die scheen hem in z’n nek.’ Dat was precies wat hij op dat bankje zag zitten: oud en de zon in hun nek. En dan hebben we het nog maar niet eens over die beren die broodjes smeerden, en over duimelot die vond dat je naar bed moest, over Kortjakje die altijd ziek was, enzovoort, enzovoort. Van die liedjes werd hij eigenlijk best vrolijk.
Pas toen hij ontdekt had hoe diep zijn binnenste op dat gebied echt in elkaar stak en wat er allemaal in zijn geheugen verborgen zat, moest hij ineens denken aan een soortgelijke ervaring die hij vorig jaar had opgedaan. Tijdens een wandeling bij prachtig weer betrapte hij zich erop dat hij een liedje liep te fluiten dat hij nog van héél vroeger kende, maar dat blijkbaar tientallen jaren diep in hem verborgen had gezeten en nu plotseling naar boven was gekomen:
Klepper-de-klepper-de klep-klep-klep
Klepper-de-klepper-de klep-klep-klep
‘k Ben zoo blij dat ik,
‘k Ben zoo blij dat ik,
‘k Ben zoo blij dat ik je he-heb
Klepper-de-klepper-de klep-klep-klep
Klepper-de-klepper-de klep-klep-klep
Het antwoord op de vraag hoe het toch kwam dat ook dit liedje precies op dat moment, na zoveel verborgen jaren weer naar boven was gekomen, had hij toen niet kunnen vinden. Maar nu ineens wist hij het: er bestaat inderdaad verband tussen iets dat in het verleden is gebeurd en dat je jaren later loopt te fluiten: twee jaar geleden had hij een zware hartoperatie ondergaan en daarbij was er een hartklep vervangen. Het was een levensreddende operatie geweest en dat zullen zijn lichaam en ziel zich levenslang en blij blijven herinneren. Vanaf dat moment ging er geen dag voorbij of hij liep dat liedje te fluiten: zomaar, vanzelf, alsof het helemaal in hem zat gebakken. Dat was dus zijn klep waar hij zo verschrikkelijk blij mee was en waar hij nog tientallen jaren mee verder hoopte te gaan.
-o-o-
Geef een antwoord