Bert was links geboren. Dat slaat niet op een politieke voorkeur die hij bij zijn geboorte zou hebben meegekregen, maar letterlijk op zijn handigheid: vanaf zijn allereerste dagen deed hij alles en alles met zijn linkerhand en/of linkerbeen. Niet dat dat nu zo bizonder is: het zou me niet verbazen als zo één op de tien aardbewoners aan deze kwaal lijdt, en die hebben ze allemaal bij hun geboorte geheel gratis meegekregen, al had het in elk land een eigen naam. Als een Spaans kind links geboren werd, was het uno zurdo, een Italiaans kind un mancino, een Portugees kind um canhoto, een Duits kind was linkshändig, een Frans kind was un coucher, een Engels kind met die kwaal was left-handed. Het allermoeilijkst had volgens Bert een links Grieks kind het: dat was – héél vrij vertaald – éna ariesterá ofwel έυα αριστερςπόδι of zoiets. Je zult dat maar met je rechterhand van links naar rechts moeten schrijven als je links bent……
Heel vaak had hij zich afgevraagd hoe het nou toch kwam dat hij links was. Hij had drie broers en twee zussen, die allemaal vanaf hun eerste levensdag gewoon rechts waren. Wat Bert had, was geen erfelijke afwijking, want ook zijn beide ouders waren zo rechts als ze maar zijn konden. Heel vroeger had hij weleens gedacht dat er misschien een andere – linkse – vader in het spel was geweest, maar om die gedachte had hij later heel hartelijk moeten lachen… Je denkt toch niet dat mijn moeder…. Zelfs zijn grootouders van beide zijden waren heel erg verschrikkelijk rechts, zo rechts dat ze zelfs altijd alle vier op de VVD hadden gestemd, en dan moest je volgens Bert de weg toch wel heel erg kwijt zijn. Als je in alles en alles zo verschrikkelijk rechts bent, dan zorg je er kostte wat het kost voor dat je op geen enkel gebied als links kan worden beschouwd of daarvan kan worden beschuldigd. Zo’n voorbeeld zou Bert nooit en te nimmer volgen omdat hij dat als een soort zelfverloochening zag.
De hele wereld was en is volgens Bert alleen en uitsluitend op rechtshandigen ingesteld. Hij had weleens gelezen dat linkse kinderen heel vroeger op school gedwongen werden om rechts te schrijven, maar toen die maatregel later werd verzacht en linkshandigen dus links mochten schrijven, was het Bert nooit duidelijk geworden wie het toen moeilijker had. En waarom, waarom, waarom moest alles van links naar rechts worden geschreven en was van rechts naar links verboden? Hij was toch ook verplicht om het rechtse schrift te lezen, waarom konden rechtshandigen dan geen genoegen nemen met het lezen van linkshandig schrift van rechts naar links?
Nog zoiets: met bijna alle scharen konden alleen rechtshandigen hun nagels fout- en pijnloos knippen, maar als een linkshandige daartoe veroordeeld was – en dat was hij bijna altijd – , dan liep hij de week daarop altijd wel rond met minstens één pijnlijke nagel omdat hij daar met die rechtsschaar net iets teveel van af had geknipt. En je denkt toch niet dat er in een gezin van acht personen waarvan er één links was, twee soorten scharen werden aangeschaft?
Er waren kammetjes waarvan de tanden en het handvat zo waren afgesteld dat een linkshandige ze alleen – en dan nog heel krakkemikkig – kon hanteren als hij of zij absoluut en helemaal kaal was. De standaard van z’n fiets was alleen op rechtspotigen ingesteld, bijna alle steelpannetjes of soeplepels hadden een onlinks schenktuitje, alle hockeysticks waren fout, bij tig apparaten – van een cirkelzaag via zijn fototoestel tot zijn horloge – zat het bedieningsknopje aan de verkeerde kant, met alle gebaksvorkjes kreeg Bert geen hap in z’n mond en alle, maar dan ook echt alle naaimachines waren voor rechtse handen bedoeld, en ga zo maar door, ga zo maar door. Het allerergste vond hij dat je op een schaatsbaan als linkspoot bij voorbaat al volkomen kansloos was omdat je dan in de bochten je rechtervoet over je linkervoet moest slaan. Dat had hij één keer geprobeerd en daarna had hij drie weken mank gelopen. En dat gat in z’n voorhoofd had nog een maand langer nodig gehad.
Het enige lichtpuntje dat hij in deze hele trieste reeks kon ontdekken, was bij het voetballen: geen enkele vorm van discriminatie, want voor een goed evenwicht heb je minstens evenveel links- als rechtsbenen nodig. Dat noemen ze tenminste nog eens sociaal. En bij volleyballen waren de linkse spelers zelfs in het voordeel, omdat ze veel moeilijker verdedigd konden worden……
Dat het stuur van alle auto’s in Nederland aan de linkerkant zit, vond Bert daarentegen de meest pure vorm van discriminatie. Het was voor hem volkomen duidelijk dat daar nooit ook maar één seconde serieus over was nagedacht. In een Nederlandse auto – en eigenlijk in vrijwel alle auto’s ter wereld – kun je met je linkerhand niks anders doen dan je stuur een beetje vasthouden, de linkerdeur open- en dichtdoen en – als je daar behoefte aan hebt – met je linkerwijsvinger in je neus peuteren. Verder helemaal niks.
Je rechterhand daarentegen heeft alle vrijheden die een hand zich in zo’n linkse auto maar kan wensen: je kunt dingen in je dashbordkastje opzoeken, een pepermuntje uit het open vakje pakken, de radio of tomtom bedienen, een cd opzetten, de verwarming, airco of cd aan- en/of uitzetten, je passagier op de stoel naast je zachtjes over haar knie strelen…. Kortom: de vrijheid van een rechtshandige is in zo’n auto oneindig veel groter dan die van zijn linkse collega. En dan hebben we het er nog maar niet eens over dat in ons land en vele andere al het verkeer van rechts voorrang heeft. Dat voorschrift is wel de allergrootste discriminatie op deze hele wereldbol. Vond hij.
Toen Bert dat allemaal had ontdekt, werden al deze vormen van discriminatie langzaam maar zeker een obsessie voor hem. En hij wist wel zoveel van psychologie af, dat het van het allergrootste belang was om die discriminatie aan de kaak te stellen met alle hem ten dienste staande middelen. Want onrecht moet bestreden worden. Vond Bert. En dat deed hij. Met een inzet die hier en daar raakvlakken met bezetenheid leek te hebben.
Facebook dus. En Twitter en nog een paar van die jongens. Vrienden maken, en vriendinnetjes.
Een site, met bijna elke dag wel weer een treffend voorbeeld van discriminatie, hem vaak aangereikt door de hierboven vermelde vrienden en vriendinnetjes.
Zich laten interviewen voor het plaatselijke krantje door een journalist-medespeler uit zijn volleybalteam, die in Bert had ontdekt hoeveel zo’n linkse speler voor zijn team kan betekenen en die sport dus vooral onder linkshandigen wilde promoten, zodat de tegenstander na vijf minuten al helemaal dol was gemept. Dát artikel kwam toevallig een journalist van een dagblad met landelijke – en vooral negatieve, ophitserige – allure onder ogen en het artikel dat hij schreef, werd weer gelezen door het hoofd van een televisie-actualiteitenrubriek, die daar in een zeer rustige periode erg blij mee was, en toen, en toen, en toen…… Na deze uitzending was bijna iedereen in ons land er wel van overtuigd dat mensen die links waren al vanaf hun geboorte gebukt gingen onder een grote achterstand, zeker als ze op een leeftijd waren gekomen dat ze niet meer konden voet- of volleyballen. En wat in die uitzending vooral grote indruk maakte, was het moment waarop Bert met tranen in z’n ogen vertelde dat hij er vaak over had nagedacht om naar zijn droomparadijs Engeland te emigreren, maar dat hij dat zijn rechtshandige vrouw, kinderen en ouders niet kon aandoen….
Een patiëntenvereniging dus: de Vereniging van Linkshandigen, die hij graag VVL had genoemd, maar waarin hij dus in de wielen werd gereden door de Vereniging van Letterkundigen, waarna hij niks beters kon bedenken dan zijn vereniging de Club van Linkshandigen (CvL) te noemen. Bert werd – natuurlijk – voorzitter van die club.
Het aantal leden explodeerde in een paar weken tijd tot zeventienduizend driehonderdvierenzestig, een aantal dat hem groot genoeg leek om er subsidie voor aan te vragen.
Het verzoek werd door de overheid gehonoreerd alsof dat helemaal vanzelfsprekend was. Dat werd opgemerkt door een man die vanaf zijn geboorte een onverklaarbare last van steenpuisten had, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de oprichting van de Vereniging tegen Steenpuisten (VTS) en natuurlijk in een subsidieaanvraag die gehonoreerd werd. Deze voorbeelden werden weer gevolgd door de oprichting en subsidieaanvragen van onder andere de Vereniging van Kalknagelpatiënten (VVK), de Vereniging voor Stoplichten voor Ouderen en Rolstoelberijders (VVSVOR), de Vereniging voor Mensen met Ongelijke Voeten en Benen (VVMOVB) en nog zeshonderdvierenveertig vergelijkbare verenigingen.
Pas toen twaalf jaar later een onderzoek uitwees dat er in heel Nederland niet meer dan 53 personen geen lid van zo’n club waren, kwam het kabinet met voorstellen om aan deze verenigingsvorming en subsidiejacht een einde te maken. Omdat het een rechts kabinet was, stemden alleen de linkse partijen tegen. En omdat die in de minderheid waren ……
-o-o-
Geef een antwoord