De psycholoog die Bas behandelde, hamerde er steeds maar op dat een mens in staat is om met zijn gedachten invloed op de gang van zaken in zijn lichaam uit te oefenen. Als je je bijvoorbeeld heel sterk op je bovenarm concentreert en denkt dat die heel warm wordt, dan wordt die inderdaad heel warm. En als je pijn op je borst hebt en je concentreert je heel sterk op bijvoorbeeld je onderbeen en denkt dat die pijn doet, dan stuur je die pijn als het ware van je borst naar je onderbeen. Er zijn zelfs mensen die in staat zijn om met hun gedachten hun hartslag te versnellen of te verlangzamen, of hun bloeddruk omhoog of omlaag te brengen.
Aan die woorden van de psycholoog moest Bas heel sterk denken toen hij in een tijdschrift las dat een mens voor 70% uit water en voor 30% uit droge stof bestaat. En omdat hij de wetenschap altijd had gewantrouwd, besloot hij in dit geval de proef op de som te nemen. Het moest niet moeilijk zijn om aan te tonen dat hijzelf die percentages in zich verenigde: als hij zich er heel sterk op concentreerde, zou hij met zijn geest die hele watermassa moeten kunnen sturen en zelfs laten afvloeien. Als hij dat kon aantonen, hoefde hij voortaan de wetenschap – en de psycholoog – niet meer te wantrouwen en kon hij veel minder onzeker door het leven gaan. Zo simpel zat het in elkaar. Hij was ervan overtuigd dat de psycholoog heel tevreden over deze redenering zou zijn en dat als Bas’ grote vooruitgang zou verwelkomen.
Het was midden in de zomer, het had een paar weken niet geregend en de natuur smachtte zichtbaar naar wat nattigheid, en dus posteerde hij zich achter een grote boom, concentreerde zich met zijn grootst mogelijke geestelijke kracht op datgene wat hij zich had voorgenomen, en begon te plassen. Hij had zich voorgenomen zich niet meer door de gewone druk van zijn blaas te laten leiden, maar door te gaan tot er geen druppel vocht meer in hem aanwezig was. En dus verbaasde het hem niet dat hij na een seconde of 10 à 15 niet klaar was, maar juist doorging, zoals hij zich had voorgenomen en zoals zijn geest had bepaald. Hij stond daar en plaste, en dat ging maar door. Waar hààlde hij het vandaan! Het stroomde en stroomde, al spoedig stond hij in z’n schoenen te soppen, en er vormde zich een klein riviertje in de richting van de sloot en de sloot kreeg er zelfs een wat gelige kleur van. En het ging maar door. Voordat hij achter die boom ging staan, woog hij tachtig kilo en een eenvoudig rekensommetje had hem geleerd dat hij dus 56 liter water in zich moest bergen. Dat is heel veel als je tegen een boom plast, en dat vond die boom ook.
Waar hij geen rekening mee had gehouden was het feit dat hijzelf steeds kleiner werd naarmate hij meer vocht kwijtraakte. Toen hij dat wél in de gaten kreeg, was er geen stoppen meer aan. De sluizen stonden open, zijn wilskracht had ervoor gezorgd dat er ergens in zijn geest – of was het nou z’n lichaam? – een knopje was omgezet, en stoppen lukte niet: het ging maar door en door, hij werd eerst dunner en dunner, en ten slotte kleiner en kleiner. Vanaf dat moment – maar toen was hij al een liter of 45 kwijt – realiseerde hij zich dat de wetenschap gelijk had: hij bestond inderdaad voor 70% uit water.
Het stroomde door tot er nog precies 24 kilo droge stof over was. Zelf wist hij natuurlijk niet dat hij nu nog precies 24 kilo woog, dat heb je niet in de gaten, dat zien alleen anderen aan je, en die had hij niet bij de hand toen hij daar achter die boom bezig was, maar hij voelde wel dat hij een stuk kleiner was geworden. Hij maakte zich daar overigens niet ongerust over: straks zou hij naar huis lopen en aan de kraan gaan hangen. In de kortste keren zou hij weer op z’n oude gewicht zijn, en zou hij iedereen die het horen wilde, vertellen dat ze de wetenschap en de psychologen voortaan echt konden geloven.
Zover is het nooit meer gekomen. De stroom hield inderdaad op toen hij nog zo’n 24 kilo woog, en dat was allemaal droge stof. Hele droge stof. En omdat het nogal behoorlijk waaide die morgen, waaide al dat stof gewoon weg. De lucht vulde zich met stofdeeltjes, de mensen in het dorp dachten nog: ‘Goh, waar komt dat stof allemaal ineens vandaan?’ en na een kwartiertje lag er alleen nog een stapeltje kleren onderaan die boom. Toen iemand ze vond, waren ze wel tamelijk vochtig.
monica morak zegt
LEUK!!!!