Eigenlijk had Greta er nooit bij stilgestaan dat zij met haar 76 jaar zo langzamerhand tot de oudere garde begon te horen. Maar toen haar 73-jarige buurman Kees drie maanden geleden totaal onverwachts overleed, begon daar heel voorzichtig toch wel iets van tot haar door te dringen. Toen zij het daar een paar weken later onder de koffie met haar man over had, zei hij heel voorzichtig dat ze misschien weleens naar een psycholoog zou mogen gaan als ze nu nog niet in de gaten had dat ze toch wat ouder werd. Daar keek zij wel van op, want als ze het vroeger over dat onderwerp hadden, dan wist hij niet meer te vertellen dan dat hij zich de ouderdom niet liet aanpraten, dat je net zo oud bent als je je voelt en als je je niet oud voelt bén je dus ook niet oud. Hijzelf maakte op zijn tachtigste nog elke dag een fietstocht van een kilometer of 20 – maar bij slecht weer konden het er ook weleens 12 of 13 zijn – op een gewone fiets, dus zonder al dat versnellingsgeklier van tegenwoordig. De schitterende omgeving van zijn woonplaats was daarbij voor hem een enorme stimulans en dan is het geen wonder dat het begrip ‘oud’ volkomen aan je voorbijgaat. En zijn vrouw had zich zijn mening al tientallen jaren graag en zonder enig verzet laten aanleunen.
Samen hadden ze het dus nooit over oud worden. Dat veranderde na het overlijden van buurman Kees wel. Vóór die tijd hadden ze als buren altijd goede contacten gehad, en dat werd na de begrafenis met de vrouw van Kees nog een stuk intensiever. Toen het allergrootste verdriet van buurvrouw Annie een beetje geluwd was, kwamen er zo nu en dan ook praktische problemen ter sprake. Tientallen abonnementen en lidmaatschappen moesten worden opgezegd, de werkkamer van Kees moest worden ontruimd en er moest een bestemming voor bijvoorbeeld zijn computer worden gevonden. Enzovoort, enzovoort.
En toen kwam de zolder ter sprake. Annie vertelde dat daar in de verste uithoeken onder het schuine dak een stuk of zeven flinke dozen stonden, die tot de rand toe vol zaten met oude spullen, documenten, brieven, boeken, enzovoorts. Zij wist daar absoluut geen raad mee, en dat was duidelijk aan haar ogen te zien: toen zij dat onderwerp ter sprake bracht, keek zij bijna net zo wanhopig als toen haar man plotseling overleed, en nu kon ze alleen maar hortend en stotend zeggen dat zij bijna gek werd als ze alleen maar aan die troep dácht.
Het frappante was dat het probleem van Annie haar buren niet onbekend voorkwam: op hun zolder stonden zeker twaalf enorme dozen, en die vormden een buitengewoon teer punt in de relatie van Greta en haar man Wim. Want de rotzooi die Wim in alle 49 jaren van hun huwelijk – en zelfs nog daarvóór – bij elkaar had gespaard, had hij opgeslagen in twaalf enorme dozen, die ook bij hen onder het schuine dak van de zolder stonden. Bijna elk jaar – zeker als Greta van plan was de zolder weer eens schoon te maken – bracht zij dat onderwerp voorzichtig bij Wim ter sprake, en zijn antwoord was dan elk jaar weer dat hij daar misschien weleens naar zou kijken als hij niet meer kon fietsen: dan had hij daar tijd zat voor. Zei hij, en dat herhaalde hij een jaar later weer, en een jaar later…..
Dat zij zo graag wilde weten wat er allemaal in die dozen zat, was een mengeling van haar leeftijd, haar moederschap en haar nieuwsgierigheid. Zo wilde zij haar kinderen niet opschepen met die opruimingsklus als zij zelf naar een bejaardenhuis moest of – erger nog – haar laatste reisje in zo’n zwarte auto had gemaakt. En misschien bevatte die dozen wel dingen waar haar man nooit met haar over had willen en/of durven praten, en dat wil je je kinderen ook niet aandoen.
Het was dan ook geen wonder dat Greta de wanhoop van buurvrouw Annie ge- of misbruikte toen zij de daarop volgende keer weer van plan was de zolder op te ruimen. Maar ook nu maakte Wim zich ervan af door zijn fietsjas aan te trekken en er vandoor te gaan.
Ineens nam Greta een besluit: als hij niet mee wilde werken, zou zij zelf die klus wel opknappen. Dus toen Wim die dag zijn fiets uit het schuurtje haalde, sloop zij naar boven en haalde met heel veel pijn en moeite de oudste doos te voorschijn. Dat dit de oudste was, kon zij zien aan de grote 1 die er met een dikke balpen op geschreven was.
Het werd haar eerste stap in een volstrekt nieuwe ontdekkingsreis.
In de daarop volgende weken benutte zij elke dagelijkse fietstocht van Wim om naar de zolder te gaan, die doos tevoorschijn te halen en de inhoud aan zich voorbij te laten gaan. In die doos ging een wereld voor haar open, en dan vooral de wereld van Wim vóór hun huwelijk. Schoolrapporten – met altijd een duidelijke onvoldoende voor alles wat een beetje technisch is -, verslagen van de bestuursvergaderingen van de jeugdvereniging, krantenknipsels over de prestaties van zijn voetbalclub ABCD, kranten over onderwerpen die vroeger de wereld hadden geschokt, boeken en boekjes over onderwerpen die gewoon bij je grotergroeien horen, enzovoort, enzovoort. En als zij dan een klein uurtje in die doos had zitten wroeten, borg zij alles weer goed op zodat Wim niet makkelijk kon ontdekken waar zij tijdens zijn fietstochten mee bezig was geweest.
De meest opzienbarende ontdekking deed zij bij haar tiende zoekuur: helemaal onderin die eerste doos zat een oud envelopje met een postzegel van een dubbeltje en een poststempel van zestig jaar geleden, en niet gericht aan Wim, maar aan haar zelf. En dan niet aan haar naam ná haar huwelijksdag, maar aan haar vroegere meisjesnaam: Greta van Drempelen. Dat was een totale verrassing voor haar: het was een brief van een knul die Johan van der Hoeve heette, die twee dorpen bij haar vandaan op een boerderij woonde en met wie zij héél, héél vroeger – dus toen ze een jaar of zestien was – één avondje was uitgeweest naar een toneelvoorstelling. Al die jaren had zij nooit meer aan dat avondje gedacht, en pas toen ze dat envelopje openmaakte begon ze zich er heel vaag nog iets van te herinneren: hij had dingen gewild waar zij op die leeftijd nog lang niet aan toe was, en dat had ze toen ook tegen hem gezegd.
Het was geen lange brief, maar wel een emotionele. Hij had er verschrikkelijk veel spijt van dat hij zich zo gedragen had, vooral ook omdat hij had ontdekt dat hij nog nooit zoveel van een meisje had gehouden dan van haar. Hij moest er niet aan denken dat hij haar nooit meer zou zien, dan zou hij helemaal gek worden. En of zij het hem vergeven wilde en ze weer een afspraak konden maken.
Tsjaaa. Even gleed er een glimlach over haar gezicht, de glimlach van een herinnering. Zij kroop met de brief in haar hand onder het schuine dak vandaan, ging op een krukje zitten, en keek naar buiten terwijl haar glimlach groeide. Tsjaaaa, Johan. Zij kon zich die avond toch wel herinneren. Het was prachtig, zacht voorjaarsweer, maar voor wat Johan had gewild was zij te jong geweest. Tsjaaa. En tot haar eigen verbazing kwam er een gedachte in haar op die zij zestig jaar lang niet had gehad: Hoe zou het met Johan zijn?
Op de achterkant van de envelop stonden – natuurlijk handgeschreven – zijn naam en adres. Twee dorpen hiervandaan, op een boerderij. Als zij er toen geen punt achter had gezet, zou zij misschien nu al vele tientallen jaren boerin zijn geweest. Zou zij geleefd hebben tussen dieren, prachtige landerijen, een tractor, stallen, sloten, een hooiberg.
En hoe meer zij daaraan dacht, hoe groter haar glimlach werd. Het kostte haar zelfs moeite om het briefje weer onderin de doos te stoppen, en de doos weer op zijn plaats te zetten, want zij hoorde dat Wim de deur van het schuurtje dichtdeed en dus thuis was.
Het liet haar de volgende dagen niet los. Zou hij nog leven? Zou hij nog op die boerderij wonen? Zou hij getrouwd zijn? Zou hij kinderen hebben? Zou hij…., zou hij…., zou hij…? Zij had heel vroeger Johan losgelaten en nu deed zij het andersom. Zij voelde zich zelfs een beetje schuldig.
Twee dagen na haar ontdekking begon zij haar zoektocht naar Johan: zij zocht met haar computer de telefoongids op, typte zijn naam en adres in, en één seconde later volgde haar eerste teleurstelling: niet gevonden. In de daarop volgende dagen zocht zij op Facebook, Instagram, en zelfs in het register op het gemeentehuis naar zijn naam. Uitkomst? Geen Johan. En haar probleem bespreken met Wim durfde zij in haar toenemende onzekerheid absoluut niet.
Er zat nog maar één ding op: naar die boerderij gaan. Toen haar Wim de donderdag daarop naar een bijeenkomst van gepensioneerden van zijn vroegere werkgever ging, haalde zij haar fiets uit het schuurtje en reed zij naar het adres dat Johan op zijn brief had gemeld. Drie kwartier later had zij dat gevonden en deed zij een bizondere ontdekking: op de voorkant van de mooie boerderij stond in grote hoofdletters: GRETA HOEVE.
Zij hoefde er geen twee tellen over na te denken, fietste het erf op, stapte af, liep naar de voordeur. Even keek zij of er ook ergens een naambordje stond, maar toen zij dat niet ontdekt had, drukte zij op de bel. Een halve minuut later werd de deur opengedaan door een jonge vrouw:
‘U wenst?”
‘Eh, ja, beetje rare vraag: toen ik hier langs fietste zag ik de naam van deze boerderij. En omdat ik toevallig Greta heet, was ik best een beetje nieuwsgierig.’
‘U bedoelt…?
‘Ik dacht: hoe zou die boerderij aan die naam komen?’
De vrouw dacht even na: ‘De boerderij is nu tweehonderdvijftig jaar oud en heeft altijd die naam gehad. Waarom wilt u dat zo precies weten?’
‘Heel vroeger heb ik een vriendje gehad dat hier woonde.’
De vrouw keek haar onderzoekend aan. Toen:
‘Hoe heette hij?’
‘Johan van de Hoeve.’
De vrouw glimlachte: ‘O, geweldig! Dan bent u zijn eerste vriendinnetje geweest.Hij was zo bezeten van deze boerderij, dat hij het ook was van de naam Greta. Alle meisjes die hij heeft gehad heetten Greta, en in totaal zijn dat er zeker zeven geweest. Het deed er voor hem niet toe wie ze waren, of ze mooi of lief waren, als ze maar Greta heetten.’
‘En hij woont hier nu niet meer?’
‘Nee, zijn achtste Greta wilde een paar jaar nadat zij getrouwd waren maar één ding: emigreren. Na vijf jaar twijfelen kon hij niet anders dan daarin toegegeven, anders was hij ook deze Greta kwijt geweest, en hij wist zeker dat hij in zijn hele omgeving nooit meer een achtste zou vinden. In Canada kochten ze al vrij snel een boerderij en u mag raden welke naam hij daarop heeft gezet.’
Al op weg naar huis voelde zij zich een stuk minder schuldig. Waar zolderrommel al niet goed voor is.
-o-o-
Geef een antwoord