Veel mensen hadden John altijd maar een vreemde peer gevonden. Als ze erover nadachten – maar dat deden er gelukkig niet zoveel – is het met ‘vreemd’ nog maar heel voorzichtig aangeduid. Alles en alles wat er in een mensenbestaan gebeurt, gebeurde bij hem net een beetje anders dan bij iedereen, en vaak ook niet eens zo’n beetje maar een heleboel anders. Dat betekende wel dat hij op verschillende gebieden een doodgewone Einzelgänger was. Hebt u ooit gehoord van een jochie van tien dat eigenlijk maar twee hobby’s had? En dan nog wel hobby’s die hij op die leeftijd met geen enkel leeftijdsgenootje kon delen? Het eerste van die twee was aardrijkskunde en het tweede was taal, uit welk land dan ook. In die periode waren al zijn leeftijdgenoten stapelgek op voetballen en zwemmen en zo, maar hem konden die en alle andere sporten helemaal niks schelen.
Hebt u ooit van een knulletje van die leeftijd gehoord dat urenlang verslingerd kon zijn aan een atlas of een woordenboek in welke taal dan ook? In die atlas ging het dan om steden, dorpen, gehuchten, rivieren, zeeën, gebergten waar dan ook en noem maar op. Op de boekenplank van zijn vader had hij – toen hij in de vierde klas van de lagere school zat – een Dikke Van Dale ontdekt en toen hij op de verjaardag van zijn moeder aan ome Kees vertelde dat hij dat boek al uit had, toen werd hij alleen maar met volstrekt onbegrijpelijke ogen aangekeken.
Dat ging dan nog alleen maar over een Nederlands woordenboek, maar een aantal jaren later kwam daar een even grote belangstelling voor de Wereldatlas op die boekenplank bij. Die ontdekking sloeg bij hem naar binnen toen zijn ouders – toen hij een jaar of veertien was – een caravannetje kochten en in de winter heel West-, Noord- en Zuid-Europa bestudeerden voor een mooie, avontuurlijke zomervakantie. Toen hij daar ook zo’n beetje alles wat er over te leren valt tot zich had genomen, wist hij zeker dat hij voortaan alleen maar van die twee hobby’s zou houden: woordenboeken en atlassen, in welke taal en welk land of werelddeel dan ook.
Wat het voor hem vooral zo boeiend maakte, was het verband tussen die twee onderwerpen. Bij elk land in die atlas hoorde een taal, en die vond hij in de woordenboeken, waarvan hij uiteindelijk bijna heel Europa op zijn eigen boekenplank had staan. En welk Europees land zij ook bezochten: er ging geen vakantie voorbij of John legde contact met één of meer bewoners van dat land in hun eigen taal en dat zette hij via de computer voort als ze weer thuis waren.
Hoe dieper hij in dat onderwerp dook, hoe verrassender dat voor hem was. Eerst zochten zij naar voorjaarsuitstapjes in eigen land, en toen kwam hij in Overijssel een paar hele mooie, nieuwsgierigmakende namen tegen: Poepershoek en Trutjeshoek. In Zeeland stuitte hij op Schaapbulten, in Limburg op Gulpen. Als ze daarna in grotere vakanties België binnengingen, kwam hij plaatsjes tegen zoals Grote Gammel en Kleine Gammel, Hoepertingen en Jeuk. En wat vind je van Büste, Giebelstadt, Knetterheide en Pausin in Duitsland? Of Brombos en Pech in Frankrijk? Dan hebben we het nog niet eens over Spanje met Boos, Massa, Pias en hele rijen Nederlandse voornamen. En ben je in Italië ooit in Pens of Breda geweest?
Is het dan gek dat je aardrijkskunde steeds leuker gaat vinden als je dit en nog veel meer hebt ontdekt? En nóg leuker als je in de loop der jaren een flink aantal van die plaatsjes hebt bezocht?
Elke keer als hij in zo’n plaats of plaatsje in welk land dan ook kwam, maakte hij op de toegangsweg een foto van het bord met de plaatsnaam erop. En overal maakte hij dan ook nog een paar foto’s van het stads- of dorpsschoon. Dat ging allemaal in van die dikke fotoalbums, en natuurlijk stonden die foto’s ook allemaal – en nog veel meer – op zijn computer.
In 2020 werd hij door de internationale Corona-aanval gedwongen om niet op vakantie te gaan. Desalniettemin was het helemaal vanzelfsprekend dat hij zelfs in dat jaar doorging met zijn zoektocht, maar dan alleen thuis in atlassen en woordenboeken. Daarbij deed hij een buitengewoon opmerkelijke ontdekking: in drie landen – Spanje, Italië en de Verenigde Staten – kwam hij de naam Corona tegen: in Italië ligt vlakbij Savona een plaatsje dat Corona heet, in Spanje is het Corona de la Reina vlakbij Zaragoza en in de Verenigde Staten is het een flinke stad met 125.000 inwoners……
Toen hij vervolgens in de desbetreffende woordenboeken opzocht wat die naam in het Nederlands betekende, deed hij ook daar een verrassende ontdekking: in het Italiaanse boek staat dat corona een kroon of een krans betekent, in het Spaans is het een kroon of een stralenkrans. En de toevoeging ‘de la Reina’ betekent daar dat het gaat om de kroon of de krans van de koningin…… Kortom: een koninklijke naam. En het ontstaan van die Amerikaan kon vroeger weleens met emigratie te maken hebben gehad, dacht hij.
Na alle ellende die deze kroon in dit jaar heeft aangericht, kon John geen enkele waardering meer voor het woord Corona opbrengen. Nu niet en nooit niet: afgrijselijk, verschrikkelijk. En bijna iedereen op de hele wereld was het daar van harte mee eens…
Sindsdien heeft hij nooit meer ook maar één seconde in een atlas of woordenboek gekeken om te voorkomen dat hem dit nog een keer zou kunnen overkomen. En de foto’s die hij van en in die plaatsen had genomen, heeft hij gewoon verscheurd.
Corona? De atlas en het woordenboek uit! Zet die kroon maar op de pot! En die drie plaatsen kunnen er ook niks aan doen, maar geef ze alstublieft een andere naam! Want geen enkele inwoner durft er nooit meer voor uit te komen dat hij daar geboren is en er jarenlang heeft gewoond.
Corona? Weg ermee!
Wim Zijlstra zegt
Een gouden kroon Jaap, als prijs voor dit verhaal! (Ik bedoel dan meer een eremedaille, in het nacht -blauwe vilt van een vierkant zwart doosje verpakt.
Fijne dagen, kroonloos 2021.
Jaap van den Beukel zegt
Dankjewel, Wim!