Twaalf jaar is Jan op de redactie m’n baas geweest en al die jaren hebben we het uitstekend kunnen vinden. Bij z’n afscheid heb ik dat ook tegen hem gezegd: je was een ideale baas, ik moest gelukkig niks van je, en ik heb ook geen last van je gehad. En dat is héél veel voor een baas. Hij moest er erg om lachen, want hij begreep precies wat ik bedoelde.
Jan hield van het leven. Hij zoop als een ketter en schaamde zich daar niks voor. Integendeel: hij genoot van elke druppel. Iedere avond een stuk of acht glaasjes jenever, dacht hij, maar op de manier waarop hij me van de waarheid van die uitspraak probeerde te overtuigen, kon ik opmaken dat die acht aan de zuinige kant waren. Dat zuipen deed hij niet alleen ’s avonds thuis, maar ook op recepties van de zaak of bij het zoveel jarig jubileum van collega Die. En collega Dat. En collega Dit. En omdat hij bij een groot bedrijf werkte, wás er nogal eens een jubileum of een afscheid, en de eerste die dan vijf minuten vóór de aanvangstijd op de drempel stond, was Jan. En bij al die recepties en feesten moest hij speechen. Niet dat iemand hem daartoe uitnodigde, het initiatief kwam geheel van zijn zijde, en meestal zo tegen het eind van de receptie als hij een glas of zes achter z’n kiezen had. Hij kon dan met rake woorden de jubilaris op precies de juiste wijze schetsen en alle anekdotes die ze met elkaar hadden meegemaakt boven water halen. Maar het meeste plezier hadden de toehoorders dan aan zijn dubbele tong en zijn ietwat lallende spreektrant. Het was ook verbazingwekkend hoeveel dames er geen problemen mee hadden als hij ze bij zo’n gelegenheid een speels tikje onderaan hun rug gaf.
Of hij zich ook moed had ingedronken toen hij een keer mijn kamer binnenstapte, kan ik mij niet herinneren. Hij kwam binnen, deed behoedzaam de deur achter zich dicht, pakte een stoel, ging aan de andere kant van m’n bureau tegenover me zitten en keek me doordringend aan.
‘Jou moet ik hebben’, zei hij geheimzinnig.
Ik keek hem vragend aan.
‘Over drie weken trouwt mijn oudste dochter en ik wil dat jij het feestlied voor de bruiloft schrijft, op de wijs van Land of Hope and Glory.’
Ik keek hem geamuseerd aan, hij had wel meer last van rare aanvallen.
‘Waarom op die wijs?’
‘Omdat je daar zo heerlijk op kunt lallen, zoals bij het afscheid van juffrouw Dingemans’, was zijn eenvoudige antwoord.
‘En waarom zou ik dat lied moeten schrijven?’
‘Omdat jij de beste tekstschrijver van Nederland bent,’ zei de slijmjurk.
Drie dagen later verschafte hij mij de noodzakelijke informatie over bruidegom en bruid, en daar was genoeg materiaal bij om ze openbaar belachelijk te maken, zoals het hoort. Toen hij opstond, zei hij:
‘Red je het daarmee?’
Ik dacht even na.
‘Ach, zo’n lied schrijven is niet zo moeilijk, maar dan wel op een melodie die zich daar een beetje voor leent.’
‘Wat bedoel je?’
‘Nou, Land of Hope and Glory loopt eigenlijk niet zo lekker voor dit soort gelegenheden.’
Hij leek teleurgesteld: ‘Ik zal er over nadenken, je hoort van me’. Hij verliet enigszins terneergeslagen m’n werkkamer.
Twee dagen later stapte hij monter binnen. ‘Laat dat Land of Hope and Glory maar zitten’, zei hij.
‘Wat moet het dan worden?’
‘Doe maar: Daar bij dat kleine café aan de haven. Dat lalt nog beter.’
De morgen na de bruiloft bracht hij me zijn karakteristieke cadeau, een fles jenever. Het lied was een geweldig succes geworden en hij had iedereen verteld dat de beste tekstschrijver van Nederland….
Een jaar of vijf later overleed hij vrij plotseling. Over de oorzaak werd geheimzinnig gedaan, maar het zou me niet verbazen als er alcohol in het spel was geweest. Toen zijn kist voorin de kerk stond, deelde de pastoor mee dat de liturgie tot stand was gekomen in nauwe samenwerking met de overledene. Tegen het eind van de dienst zei hij:
‘Het slotlied dat we nu gaan zingen, is op speciaal verzoek van de overledene in de liturgie opgenomen.’
Het was: Land of Hope and Glory.
Het voorspel van het orgel kwam me uiterst onwezenlijk voor. Ik verwachtte dat Jan tijdens dat voorspel het deksel van zijn kist zou opendoen, overeind zou komen en heel hard door de kerk zou roepen:
‘Doe toch maar ‘Daar bij dat kleine café aan de haven’. Dat lalt nog beter.’
Hij deed het niet. Misschien had hij teveel gedronken.
-o-o-
Piet de Wilde zegt
Leuk einde ,komisch
Maar over de beste tekstschrijver van Nederland
wil ik nog wel in discussie gaan
Groet
Piet
Monica Morak zegt
Leuk verhaal, gezellige baas.