Aan z’n uiterlijk kon je niet zien dat hij misschien niet in dat chique restaurant thuishoorde. Hij zag er heel verzorgd uit: een prima pak met blinkend wit overhemd en fleurige stropdas, een zilverkleurige bril, goed gekamd grijs haar, een mooie donkerblauwe jas, hoed en paraplu. Wie er zo uitziet, was van harte welkom. Plus een goede houding natuurlijk, en dat is heel belangrijk want als je in dat restaurant op één punt door de mand kunt vallen, is het wel door je houding. En je taalgebruik. Maar aan dat alles mankeerde bij deze heer helemaal niks.
‘Goedenavond, meneer ehh, van harte welkom. Hebt u iets besproken?’ vroeg de ober die ook het welkom van de gasten in z’n taakpakket had zitten.
‘Eh, nee, ik heb niks besproken, maar ik dacht: misschien kan ik hier wel ergens zitten.’
‘’s Even kijken, meneer, een tafeltje voor eh, één persoon?’
‘Ziet u nog meer mensen?’
Een lach. ‘Nee, meneer is alleen, zo te zien. Eh, ja, ik heb inderdaad nog wel een plaatsje vrij. Het is toevallig wat rustig vanavond. Mag ik uw jas even aannemen en zal ik u dan voorgaan?’ Dat mocht, en nadat de jas was afgegeven aan de dame van de garderobe, liepen ze samen het restaurant in, de ober voorop. Om het lege tafeltje te bereiken, moesten ze vrijwel het hele restaurant door en dat was nogal wat. Het stond toch nog op een aardige plek.
‘Gaat u zitten. Zal ik alvast iets te drinken voor u meebrengen als ik zo met de kaart kom?’ vroeg de ober.
‘O, dat is erg aardig van u’, zei de man innemend.
‘En waar doe ik u het grootste plezier mee?’
‘Ach, als het u niets uitmaakt, zou ik wel graag een glaasje jus d’orange lusten’, zei de meneer.
Nog geen minuut later werden kaart en glaasje gebracht. De man nam een slok en verdiepte zich in de kaart. Na een minuut of vijf legde hij de kaart weer op het tafeltje en ging naar buiten zitten kijken.
‘En, heeft meneer een keuze kunnen maken?’
‘Eh, nee, ik heb geen keuze gemaakt’.
‘O, neemt u mij niet kwalijk meneer, doe het vooral op uw gemak.’
‘Natuurlijk.’
De man keek nog een poosje naar buiten, dronk het glas leeg, haalde een pocketboekje uit z’n binnenzak en begon geïnteresseerd te lezen. Hij was nog niet halverwege de eerste pagina toen de ober weer in z’n gezichtsveld verscheen.
‘En, hebt u nu uw keuze al kunnen maken?’
De man keek wat geërgerd op van z’n literatuur: ‘Nee’, zei hij, wat kortaf.
‘Zo u wilt meneer.’
‘Ja.’ De man zette z’n leestocht voort. Het leek een aardig boekje te zijn, want de ober – die hem regelmatig bestudeerde – zag hem zo nu en dan glimlachen. De man ging zo in het boek op dat het leek alsof hij z’n hele omgeving vergat.
Dat zal zo’n half uur hebben geduurd voordat de ober nog een keer naar het tafeltje toeliep.
‘En, meneer, nu al een keuze gemaakt?’
De man keek verstoord op. ‘Wat zegt u?’
‘Of u nu al een keuze hebt kunnen maken?’
‘Eh, nee. Zou ik soms van uw toilet gebruik mogen maken?’
‘Natuurlijk meneer, in de hal links.’
De man stond op, legde het boekje omgekeerd op het tafeltje, liep het hele restaurant weer door en bleef een minuut of zeven, acht weg. Toen kwam hij terug, ging weer zitten, draaide het boekje weer om en ging verder met lezen. Het begon de ober behoorlijk te irriteren. Die kerel zat er nu al bijna een uur, maar bestellen, homaar. Dit keer gunde de ober hem dus maar een minuut of drie.
‘Nu hebt u toch zeker uw keuze wel kunnen maken?’
De man legde het boekje even opzij, schoof z’n stoel wat naar achteren en fluisterde:
‘Wat zit u toch de hele tijd te zeuren of ik mijn keuze al heb kunnen maken?’
‘Wát zegt u?’
‘Ik zei: wat zit u toch de hele tijd te zeuren of ik al een keuze heb kunnen maken?’ Hij zei het nu zo hard dat sommige gasten hun gesprek even staakten en hun blik naar het tafeltje wendden.
De ober, die wel meer vreemde gasten had meegemaakt, hield z’n gezicht in de plooi, hij was de situatie natuurlijk volkomen meester.
‘Eh, tsja, meneer, dit is een restaurant ziet u, en in restaurants is het de gewoonte dat de mensen die er binnen komen een keuze maken.’
De man stootte een neuzig geluid uit en zei: ‘O jah?’
‘Ja.’
‘Goh.’Hij pakte zijn boekje op en las verder. Meteen verscheen er weer een glimlach, maar dat pikte de ober niet.
‘Meneer!’
‘Eh, hebt u verder nog iets?’
‘Ja. Ik zei dat het de gewoonte is dat mensen in een restaurant een keuze maken.’
‘Eh, jaaah, ik heb u wel gehoord, hoor. Een interessant standpunt.’
‘En u hebt blijkbaar nog steeds geen keuze gemaakt.’
‘Nee.’ Weer las hij verder en weer verscheen er een glimlach op z’n gelaat.
‘Meneer, ik moet u nu toch verzoeken……..’
De man keek hem doordringend aan. ‘Ach meneer, hou nou toch op en val me niet steeds lastig. Op deze manier kan ik nauwelijks lezen.’
‘U hoort hier niet te lezen! U hoort hier te eten!’ Aan zeker vijf tafeltjes rondom werd nu ook niet meer gegeten.
‘Tsja, als u het zegt….’
‘Dat zeg ik inderdaad, ja.’
‘En als je dat nou niet doet, bijvoorbeeld omdat je geen honger hebt?’
De ober barstte bijna uit z’n vel.
‘Meneer, ik moet u verzoeken ons bedrijf te verlaten.’
De man dacht even na.
‘Wat raar. U deed zo hartelijk toen ik binnenkwam, u hebt mij zelf naar dit tafeltje gebracht.’
De ober liep nu tamelijke rood aan.
‘Meneer, moet ik de politie halen?’
‘De politie? Waarom zou u dat doen? Alleen omdat ik hier zit en geen keuze heb gemaakt? Is dat strafbaar?’
Pas toen zag de ober het hopeloze van z’n missie in.
De man was zo in zijn boek verdiept, dat hij niet in de gaten had dat het restaurant om hem heen langzaam was leeggestroomd. Wel vijftig keer kon je een glimlach over zijn gezicht zien glijden. Pas toen het om kwart voor 12 uit was, sloeg hij het boek dicht, keek om zich heen, zag dat de zaal leeg was, rekte zich uit, stond op en liep naar de garderobe. De ober die hem daar met een rood hoofd opwachtte, zei:
‘U moet uw drankje nog betalen.’
‘Mijn wàt?’
‘Uw drankje.’
Hij zweeg en keek een ogenblik verward. Toen:
‘Dat lekkere drankje dat u mij hebt aangeboden?’
‘Ja. Wat u bestelt moet u betalen.’
‘Maar ik heb helemaal niks besteld.’
‘Jawel.’
‘Nee, u hebt gevraagd of u iets voor mij zou meebrengen als u met de kaart kwam. Dat vond ik prima, ik wilde u niet teleurstellen, maar ik heb echt niks besteld. Goh, wat valt me dat van u tegen. Ik vond u in het begin zo aardig. Maar dát valt tegen. Goh, wat valt me dát van u tegen. U hebt een aardig verblijf hier, maar dát valt me van u tegen. En nu we het daar toch over hebben: uw stoelen zijn eigenlijk ook niet geschikt voor een wat langer verblijf. Ik heb er een beetje pijn in m’n rug van gekregen.’
Hij zette z’n hoed op, pakte zijn paraplu, legde z’n jas over z’n arm, liep naar de draaideur en zei minzaam:
‘Daar moet u echt eens wat aan doen. Goedenavond!’
Monica Morak zegt
Leuk verhaal, je moet maar lef hebben en geen trek.