Er zijn van die onderwerpen waar Mark nog nooit over had nagedacht, en die dan ineens in hun volle breedte vlak voor je neus staan. Dat overkwam hem toen hij op een zondagmorgen in oktober om tien voor tien zijn fiets tegen een boom zette die vlak naast de kerk stond. Tot zijn forse verbazing stond er nog geen enkele andere fiets en was de autoparkeerplaats ook helemaal leeg. Wat zou er aan de hand zijn? Hij keek op de torenklok en zag tot zijn verbazing dat die aanwees dat het pas tien voor negen was.
Z’n verbazing duurde een seconde of drie. Toen wist hij wat er aan de hand was. Stomme klojo, zei hij tegen zichzelf, dat hij daar geen seconde eerder aan gedacht had: einde van de zomertijd, begin van de wintertijd! Maar dat hij daarnet naar de kerk was gefietst in het prachtigste najaarsweer dat hij zich maar kon voorstellen, gaf hem een klein excuus: met zulk weer kan een mens er toch geen seconde aan denken dat er iets winterachtigs op komst is?
Hij hoefde er verder ook geen seconde over na te denken: hij kon een uur op de stoep van de kerk gaan zitten totdat hij werd binnengelaten, maar hij kon ook op de fiets stappen en een mooie tocht maken. Over de uitkomst van dat raadsel hoefde hij nog geen halve seconde na te denken.
Twee minuten later fietste hij zijn woonplaats uit, en na een kwartier van de prachtig groene weilanden te hebben genoten, lag daar die schitterende laan met bomen in de fraaiste herfstkleuren voor hem: fel geel, rood, bruin. Prachtig allemaal. En het kwam geen seconde in hem op dat de winter eraan kwam, zelfs niet in de verte.
Pas toen hij een half uur later lekker op een bankje van de natuur zat te genieten, vroeg hij zich af hoe het nou toch kwam dat hij geen seconde aan die wintertijd had gedacht. Toen schoot hem heel vaag te binnen dat hij in het nieuws gehoord had dat een regering ergens in Afrika had besloten dat heen en weer gewiebel van zomer- en wintertijd voortaan gewoon af te schaffen omdat het nergens goed voor was. Het enige wat Mark toen had gedacht was, dat hij zijn kampeertent weleens even mocht schoonpoetsen omdat er van kamperen voorlopig wel niks meer zou komen. En omdat Afrika wel een eind hiervandaan lag, zette hij op dat bankje zijn horloge toch maar een uur achteruit. Toen hij na een dik uur op de terugweg langs de kerk kwam en daar zeker dertig fietsen plus een volle parkeerplaats met auto’s zag staan, gleed er een glimlach over zijn lippen.
Thuisgekomen zag hij de zaterdagkrant op de salontafel liggen. Gisteren had hij daar door de verjaardag van zijn beste vriend geen tijd voor gehad, maar nu hij al op pagina twee zag dat er een flink artikel aan de ingang van de wintertijd was gewijd, begreep hij wel waar zijn fout vandaan kwam. In dat artikel werd tamelijk uitvoerig ingegaan op de positieve mening over het huidige systeem van de ene groep geleerden en over de rampen die dat systeem volgens andere geleerden in de loop der jaren had aangericht. Toen hij binnen vijf minuten de mening van zeven geleerden en drie regeringen had doorgenomen, sloeg hij de krant dicht, keek even met een hopeloos gezicht naar buiten en zei met grote nadruk:
‘Wat een ontzettend geklets! Waarom willen ze allemaal gelijk hebben? Waarom acht de ene helft het zéér verstandig dat die wintertijd tot in alle eeuwigheden wordt gehandhaafd, en waarom wil de andere helft van al die zéér geleerde mensen dat die tijd nu meteen wordt afgeschaft en nooit meer terug komt?’
Het liet hem vanaf dat moment geen ogenblik meer met rust. En toen hij ’s avonds nog even een klein fietstochtje maakte om zijn hoofd leeg te laten waaien, wist hij ineens de oplossing: waarom schaffen ze die zomer- en wintertijd niet gewoon af en kiezen ze voor een gemiddelde oplossing? Hij wist ook meteen en absoluut helemaal zeker wat die gemiddelde oplossing was: op de eerstkomende dag waarop de winterdag moest overgaan in de zomertijd de klok een half in plaats van een heel uur vooruit zetten en dat nooit meer veranderen. Daarmee zouden alle voordelen van beide tijden voor de helft worden ingelost en zou er op de hele wereld geen mens meer zijn die zich in dat rare systeem zou vergissen!
Die avond viel hij heel rustig en tevreden in slaap: hij was absoluut overtuigd van zijn geweldige oplossing. Wat hem het meest verbaasde was dat er blijkbaar nog nooit iemand op de hele wereld op dat idee gekomen was.
De volgende morgen werd hij even vrolijk wakker als hij in slaap was gevallen.Maar toen hij zich voor de spiegel stond te scheren, bekroop hem ineens een ander gevoel: hoe maak je in vredesnaam jouw oplossing bekend aan de hele wereld? In de loop van zijn zevenendertig jarig leven had hij nog nooit meegemaakt dat iemand uit ‘de gewone bevolking’ een schitterende oplossing van een groot probleem had bedacht, dat dan vervolgens door alle ‘deskundigen’ met gejuich werd ontvangen en uitgevoerd.
Het eerste wat hem te binnen schoot, was dat hij misschien het beste een ingezonden brief naar een groot dagblad kon sturen. Dat deed hij dus, in eenvoudige bewoordingen, en dat stuurde hij naar de redactie van zo’n krant. De volgende avond kon hij slecht in slaap komen, want als het goed was zou zijn naam morgenochtend in de krant staan in de afdeling Ingezonden Stukken. Toen hij om een uur of zes wakker werd, herinnerde hij zich dat hij om tien over drie nog op de bedklok had gekeken, dus zijn nachtrust was van tamelijk beperkte duur geweest. Een half uur later hoorde hij de brievenbus klapperen, en dus sprong hij uit bed, spreidde de krant uit over de tafel, keek meteen op de gebruikelijke éénnalaatste pagina in de rubriek Ingezonden Stukken en wist na tien seconden dat zijn brief niet was opgenomen.
Een uur later – en nog vóór het ontbijt – stuurde hij een mailtje naar hetzelfde adres, waarin hij om opheldering vroeg, maar ook daar kwam geen antwoord op. De daaropvolgende dagen stuurde hij hetzelfde bericht aan nog vijf andere kranten, maar het resultaat daarvan was eveneens nulkommanul.
Wat nu? De politiek? De grote partijen? De minister-president? De minister van Algemene Zaken? Hij bracht uren achter zijn computer door, maar het had allemaal geen enkel resultaat.
Drie jaar en zes keer bakkeleien later was er in heel Europa ineens een heel verrassende ontwikkeling: het half uur winter-/zomertijd werd één keer ingevoerd en daarna hoefde de klok nooit meer voor- of achteruit gezet te worden. Het resultaat was geweldig: nooit meer enig gebakkelei over dit onderwerp. Nooit meer vergissingen, nooit meer veel te laat of veel te vroeg op Schiphol, het station, de bushalte of in de kerk komen, enzovoort, enzovoort. In het nieuws én op de voorpagina van alle kranten werd melding gemaakt van de afkomst van dit idee: een politieke meneer uit de andere kant van Europa in één van die Europese parlementen. Zijn foto stond zelfs flink uitvergroot in bijna alle kranten. En wat maar zelden gebeurde: de naam van die meneer werd in ons hele werelddeel met groot respect genoemd. Er volgde zelfs een zeer, zeer hoge onderscheiding voor die meneer.
Toen Mark die foto zag, begon er iets in hem te dagen. Hij kénde die man! Twee jaar geleden had hij op een camping in een ver Europees land een week naast die man gestaan. Het was goed, het was gezellig en ze hadden veel gepraat. Ook over winter- en zomertijd.
Tsjaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa.
Barbara v.d. Beukel zegt
Heel herkenbaar: het één of het ander, dit of dat…
Toen de kinderen klein waren, was de middenweg vaak de oplossing,
en nog, denk ik, en veel situaties.